Voorwaarden medicatiebeoordeling
12 april 2019
Wij zien regelmatig dat de unieke middelen geteld worden, en niet de middelen op ATC3-niveau. We lichten in dit bericht de regelgeving nader toe.
Handelspreparaat
Bij ieder handelspreparaat hoort slechts één ATC-code. Een ATC-code bestaat uit zeven posities. De ATC-code begint met een letter die de anatomische hoofdgroep aangeeft, gevolgd door een cijfer wat de therapeutische hoofdgroep aangeeft. Geneesmiddelen met een gelijke ATC3-code (dus de eerste 3 posities van de code) tellen als één geneesmiddel.
Combinatiepreparaat
Combinatiepreparaten van twee geneesmiddelen met verschillende ATC3-codes tellen als twee verschillende geneesmiddelen. Dermatologische preparaten en niet-chronisch gebruikte geneesmiddelen worden niet meegeteld bij het bepalen van polyfarmacie.
Voorbeeld: Bij metformine A10BA02 en glibenclamide A10BB01 zijn de eerste 3 posities “A10” gemeenschappelijk, waardoor deze als één geneesmiddel worden gerekend.
Polyfarmacie
De Multidisciplinaire Richtlijn (MDR) polyfarmacie bij ouderen hanteert de volgende definitie voor polyfarmacie: polyfarmacie is het gebruik van ≥5 geneesmiddelen op ATC3-niveau die chronisch gebruikt worden door een patiënt.
Chronisch gebruik
Chronisch gebruik is als volgt gedefinieerd in de MDR polyfarmacie bij ouderen: chronisch gebruik is > 3 voorschriften in het afgelopen jaar of een voorschrift met een gebruiksduur ≥ 90 dagen in een jaar. Sommige informatiesystemen hanteren voor chronisch gebruik de definitie van een gebruiksduur van ≥ 180 dagen in een jaar. Het hanteren van ≥ 90 gebruiksdagen verdient de voorkeur boven 90 DDD (daily defined dose), omdat zo ook chronisch gebruik van lagere doseringen dan de DDD worden meegerekend.